Wout Van Aert sleepte vandaag de eerste Belgische medaille in de wacht op de Olympische zomerspelen in Tokio. Vriend en vijand blijven zich verbazen over de 26-jarige Kempenaar. Wat is nu het geheim van zijn onwaarschijnlijke succes?
“Ik kan heel hard fietsen”, aldus Van Aert zelf. “Dat is eigenlijk een heel gelukkig toeval, want – zonder te technisch willen worden – wie het hardste fietst, kan het snelste het parcours afleggen. En dat is nu net het doel van de fietswedstrijd.”
Maar, zo zegt Van Aert, het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. “Soms kan ik al eens harder fietsen dan andere keren. Bijvoorbeeld als ik een berg op moet fietsen. Dan kan ik niet zo hard fietsen, want er is een helling. Bij bergaf is er ook een helling, maar dan kan ik juist nog harder fietsen dan anders. Zo zie je maar, het kan zomaar mee- of tegenzitten.”
Toch weet de Olympiër zichzelf te relativeren ondanks zijn succes. “Ik ben gewoon heel blij dat ze een wedstrijd hebben bedacht waar je hard moet fietsen. Dat is een onwaarschijnlijk geluk. Stel je voor dat er alleen wedstrijden zouden zijn waar je hoog moet springen. Dan heb ik niks aan hard fietsen. Wat een pech zou dat zijn.”
Wees de eerste om reactie te geven